Als ik na een avondwandeling mijn hutje nader hoor ik van een afstand een hoog zingend zoemen.
Nieuwsgierig kom ik dichterbij.
Er hangt een dikke zwarte wolk boven mijn keet die pirouettes draait langs de ramen.
Bij mijn nadering zwenkt de wolk. Duizenden hongerige muggenoogjes tasten mijn verschijning af naar onbedekte lichaamsdelen.
Ik ruk de deur open en duik naar binnen. Gered. Tenminste, dat lijkt erop.
Ik knip het lampje boven tafel aan. Op het plafond hebben zich wat groepjes muggen genesteld die geen aanstalten maken om aan te vallen.
Leven en laten leven, denk ik.
Daarom negeer ik ze, trek mijn pyama aan en duik onder mijn klamboe mijn bed in.
Zodra het licht uit is komt er een aanval op gang waarvan de strategie doet vermoeden dat het allang was uitgedacht toen nog ik niet thuis was.
Hard zoemend laten de muggen los van het plafond om gemeenschappelijk mijn muskietennet te belegeren.
Mij pakken ze niet, denk ik vanonder mijn dekbed. Het muskietengaas zit dicht met een knijper en sluit rondom aan op de vloer.
De gedachte “goh, wat lig ik hier veilig onder mijn klamboe” moet helaas worden bijgesteld doordat er een bloedzuiger op mijn voorhoofd landt. Met een onbescheiden gezoem maakt hij rondjes langs mijn oor tot ik m met een rake klap naar de muggenhemel plet.
Op mijn wang zit nu een kleddertje muggenmoes wat ik aan mijn kussen smeer.
Het was een eenling, sus ik mezelf in slaap. Hij zat nog in mijn klamboe. En daadwerkelijk blijft het stil rond mijn hoofd tot ik in slaap sukkel.
Midden in de nacht schrik ik wakker.
Er landt een helicopter naast mijn keet waaruit aliens springen. Met hun laserpistolen mikken ze op mijn hoofd. Gloeiende plekken. De laserstralen zoemen en prikken. Alles gonst.
Zoemen?! Prikken?!!!!?
Als ik mijn zaklamp aanknip zie ik aan de binnenkant van mijn muskietennet de hele troep plafondmuggen, minus 1, zitten grijnzen.
Op mijn wang zitten bulten en mijn onderarmen kriebelen raar. Ineens ben ik klaarwakker. En ook reuze snel. In 1 zwaai vernietig ik minstens zes volgezogen exemplaren door ze fijn te wrijven tegen het muggengaas.
Er komt een bloederige veeg op de mooie witte stof, die voelt als een jachttrofee. Daar wil ik er meer van.
De resterende muggen doen tevergeefs pogingen om aan me te ontsnappen, maar ik achtervolg ze genadeloos totdat het hele muggennet vol zit met vegen en er her en der op het bed frummeltjes muggenlijf liggen.
Ik schud mijn dekbed uit en draai me tevreden naar de wand.
Maar het muggenleger is nog niet uitgestreden.
Nieuwe soldaten hebben zich via de schoorsteen naar binnen gedrongen om het gevecht voort te zetten.
Ook deze wachten met aanvallen tot de slaap zijn werk heeft gedaan.
Het is een ongelijke strijd.
Naarmate ik meer bulten tel wordt het gevecht verbetener en vallen er meer doden aan de kant van de vijand, maar op onbewaakte momenten, als ik uitgeteld van de jacht in een hoekje van mijn keet weer in slaap gevallen ben komt het guerillaleger terug om nieuwe aanslagen te plegen.
Tegen de ochtend haal ik bakzeil, stop dopjes in mijn oren tegen het zoemen en geef me over aan een onrustige slaap.
Vrijwel leeggezogen word ik wakker. Een groep goed gevulde muggen werkt zich snel en schaterlachend door de kieren van het raam naar buiten.
Na een halfdoorwaakte nacht waarbij ik in de ochtend achttien muggenprutjes en zevenentwintig bulten tel aan de kant van de verliezer, valt mijn oog op de slogan van Greenpeace op de achterkant van een tijdschrift: “If you think you are too small to be effective, you have never slept with a moskito”.
Ik zweer onmiddellijk dat ik nooit meer gen-tech mais zal zaaien, geen zeehonden zal doodknuppelen en ook de walvissen met rust zal laten. Verder stop ik per direct met olie boren.
Zouden ze dan vanaf morgen hun muggen thuishouden?