televisie
Televisie is een boeiend medium. Omdat ik het al minstens vijfentwintig jaar zonder doe weet ik als geen ander hoe sterk de aantrekkingskracht is. Zodra ik in een ruimte ben waar de tv aanstaat valt er met mij geen zinnig woord meer te wisselen. Mijn ogen glijden als vanzelf naar het apparaat om te blijven plakken aan een willekeurig programma waarvan ik dan ineens beslist de afloop moet weten.
Het maakt niet uit wat het is, de enige uitzonderingen zijn voetbal en autoracen.
Het is mijn stellige overtuiging dat je, wat je op televisie ziet, voor altijd meeneemt alsof je het zelf hebt meegemaakt.
Ooit, toen ik pas uit huis was en in mijn toen nog doodstille oude boerderij bij de duinen een kleine draagbare zwartwit televisie vond, gingen er hele avonden voorbij terwijl ik van de ene film in de andere gleed.
Hoe later het werd hoe enger de films. En hoe enger de film hoe liever ik de afloop wilde weten.
Het was de tijd van de zombie-films.
Eigenlijk lopen zombiefilms nooit goed af.
Zombies leven door als ze doodgaan en het worden er steeds meer. Dat gebeurt op de gruwelijkste manieren.
Als na het laatste opengebarsten lichaam eindelijk tot mijn opluchting het testbeeld verscheen was het meestal ver na middernacht. De in afzondering gelegen boerderij ademde onheil en beloofde dat er met elk kraakje in het oude huis, elke over het dak rollende kastanje en elke zwiepende herfsttak een nieuwe zombie bij kwam op zolder.
In de vloer van de zolder zat een brandluik, dat helaas uitkwam in de slaapkamer boven mijn oude twijfelaarbed.
Nacht na nacht drupte daar ontbindend lijkvocht naar beneden, soms vergezeld van een afgerukte arm of een hoofd zonder oogballen.
Hoe goed ik ’s avonds het brandluik ook dichtbond, krassende dode vingernagels wisten na twaalven precies hoe de knoop er uit moest.
Het sliep tamelijk onrustig daar, met al die lijken boven mijn hoofd.
Na maanden wakker te hebben gelegen van door het brandluik vallende lichamen nam ik een resoluut besluit: eruit met die televisie!
Dat was de eerste tijd wel wennen. De avonden waren ineens behoorlijk saai.
Heel langzaam echter begon het aantal doden op zolder af te nemen. Slechts af en toe viel er nog een bot of een vinger naar beneden. Toen ineens bleef ook dat weg. Voorzichtig veroverde ik de nacht terug, en kon ik op verlaten plekken ook weer met een veilig gevoel in slaap vallen. Wat een opluchting.
Een dikke maand geleden meldde zich een aardige dame.
Ze vertelde dat ze gehoord had over mij en mijn schapen, en dat ze het een leuk idee vond om daar een half uurtje televisie aan te besteden.
Het onderwerp van de uitzending zou “stilte” worden.
Dat was natuurlijk precies het juiste thema!
Na een leuk gesprek stond er op een ochtend om zeven uur een groepje mensen voor de deur van de keet met een camera, een serie microfoontjes en een tas met heerlijke picknickspullen.
Het werd een stressvolle maar gezellige dag.
Gezellig omdat het integere vrolijke mensen waren, stressvol omdat ik naast het hoeden van de kudde en het organiseren van een verplaatsing door Oldeberkoop ook antwoord moest geven op vragen waar je het liefst eerst een half uurtje diep over na wilt denken.
In de montage sneuvelden tot mijn opluchting mijn meest fanatieke uitspraken.
Gisteren was de uitzending.
Heb je die gemist, dan kun je hem hier terugkijken.
Dan zal het zijn of je die dag zelf hebt meegemaakt.
Maar wees gewaarschuwd: als je kijkt dan kan het zijn dat ook ik af en toe bij jou door het zolderluik kruip.
Both comments and pings are currently closed.