Vangen
“Met Sjoerd”, klonk een onbekende stem aan mijn oor toen ik de telefoon opnam.
“Jij bent toch schaapherder?”
Ik twijfelde een moment of ik wel ja moest zeggen, maar zijn stem klonk vriendelijk genoeg.
“Ik heb schapen op een dijk staan en er is een hond doorheen gerend.
Van schrik zijn er schapen in het water gesprongen en nu lopen ze in het weiland aan de overkant van de vaart en ik krijg ze niet te pakken. Kun jij helpen om ze te vangen met je hond?”
Dat klinkt wel mooi, dat schaapherders gemakkelijk schapen vangen met hun hond, maar in de praktijk is dat vaak anders.
De meeste schapen zijn ronduit bang voor alles wat op een hond lijkt. Als ze niet van jongsaf gewend zijn aan de veiligheid van een gehoede kudde willen ze er het liefst in hun eentje vandoor. En dan ben je ver van huis.
Ik informeerde voorzichtig naar de locatie zonder me vast te leggen en het bleek op een uur rijden, ergens midden in Friesland. Daar wist ik gelukkig nog een collega op wie ik het probleem misschien af kon schuiven. Schapen vangen is reuze avontuurlijk maar voor je het weet wordt het jouw probleem.
Om de weigering wat milder te maken bood ik mezelf aan als eventuele achtervang voor als de collega echt niet kon. Dat had ik natuurlijk niet moeten doen.
De collega, ook niet gek, vond het een veel beter idee om samen op schapenjacht te gaan, en zo gebeurde het dat ik op een zonnige dinsdag diep de Friese binnenlanden introk met schapenhondjes Bamboe en Otje.
Op de afgesproken plek, een jachthaventje aan een druk bevaren kanaal, trof ik de boer en mijn collega. Die had een karretje lokschapen meegenomen, voor het geval de vermiste schapen zich zouden willen aansluiten bij soortgenoten.
De vermiste schapen zelf waren in geen velden of wegen te zien.
Wel was er langs het hele kanaal een ondoordringbare rietkraag waar zich zonder problemen een kudde olifanten in zou kunnen verstoppen. Een jager had zes schapen gezien, zei de boer, maar hij wist het niet zeker. Hij had zelf niet geteld hoeveel schapen hij nog over had.
We streken neer in het lange gras om koffie te drinken en een plan te maken, maar raakten in een geanimeerd gesprek over iets waar we alledrie een passie voor bleken te hebben. Het was reuze gezellig.
Voor we het wisten keek de boer op zijn horloge en zei: “Ik moet er vandoor. De schapen aan de overkant moeten verplaatst worden.” En weg was hij.
Een beetje verbouwereerd keek ik naar mijn collega. Waren we daar nu helemaal voor gekomen? Samen besloten we de rietkraag een stukje in te lopen, op zoek naar sporen. We waren er nu toch. Al snel zagen we de eerste schapenkeutels. Verderop stond een mooi wit schaap tevreden riet te knagen.
We volgden het schaap een tijdje in de hoop er meer tegen te komen maar dit leek een eenzaam exemplaar, dat ons duidelijk niet vertrouwde. Ze maakte zich uit de voeten en ging dan net uit het zicht weer verder met eten.
Mijn collega besloot zijn geheime wapen in te zetten; de lokschapen uit de trailer. Ik haalde ondertussen Bamboe uit de auto en zou teruggaan naar het schaap in het riet om te zwaaien, zodat de kleine kudde op de goede plek zou komen.
Helaas waren er maar weinig doorgangen tussen de rietkraag en de naastgelegen weilanden.
Het verloren schaap, nu een beetje alerter, begon haar pas te versnellen in de verkeerde richting. Door de dikke rietkraag kon ze de lokschapen helemaal niet zien. Toen ze met een vaartje uit het zicht verdween riep ik Bamboe. Die joeg haar uit het riet het weiland in, maar bij het zien van de lokschapen met herder en hond en de hete adem van Bamboe in haar nek kwam het hondentrauma boven waardoor ze eerder in het kanaal was beland. Ze rende, sprong over sloten, maakte een koprol en verdween uit het zicht richting jachthaven.
Terug op de weg kwam ik een fietser tegen. “Heb je een schaap gezien?” vroeg ik.
“Ja”, zei hij. “Er loopt een bruin schaap in de tuin van de jachthaven.”
Met Bamboe in mijn kielzog en mijn vangstok in de hand liep ik de jachthaven binnen, en daar, op de doodlopende steiger in het kanaal, stond iets modderigs en wits.
Het was wel lekker weer, maar ik had geen zin om een zwemmend schaap te redden, en daarom vroeg ik vier sterke mannen die toevallig rondliepen om aan het begin van de steiger te gaan staan. Bamboe lag daarachter.
Uiterst langzaam besloop ik het schaap, dat duidelijk zichtbaar aan kansberekening deed.
Het water was absoluut een optie.
Voetje voor voetje bewoog ik me over de steiger. Het schaap, dat in de verte haar veilige rietkraag zag lonken, nam een klein sprintje, recht in de armen van de wachtende mannen.
Die tilden haar voorzichtig in mijn auto.
Inmiddels stonden de lokschapen weer in hun karretje, en ik belde de boer.
“we hebben er eentje!” zei ik trots.
“Oh”, zei de boer. “Kun je haar even langsbrengen? Ik ben bezig. Ik sta een kwartiertje rijden verderop.”
Mijn stemming sloeg een beetje om.
Er stond een schaap in mijn auto wat ik kwijt moest, ik had een halve dag en een boel brandstof gespendeerd en de boer leek niet echt geinteresseerd. Een moment overwoog ik om het schaap weer vrij te laten.
Gelukkig was mijn collega uit edelmoediger hout gesneden.
Samen reden we via een doolhof van wegen naar de overkant van de vaart waar nog wat schapen in hekken stonden, klaar om opgehaald te worden.
Toen de boer daar ook arriveerde en de overgebleven schapen in een kar probeerde te stapelen die niet groot genoeg was voor alle dieren, terwijl zijn ramlammeren ondertussen hun moeders stonden te dekken, voelde ik verdriet opwellen. Hoe vriendelijk de boer ook deed, voor hem waren schapen niet meer dan dingen en hij had er geen verstand van.
Halfhartig zei ik “ja”, toen hij vroeg of we als beloning een keertje kwamen eten op zijn mooie ecoboerderij.
Een week later kreeg mijn collega een berichtje.
Er was weer een schaap gesignaleerd in de weilanden bij het riet.
Benieuwd of ik nog wat hoor van Sjoerd.