Wolvenraster
Vanavond ging ik de schapen van de hei halen en voor de nacht veilig in het naastgelegen wolfraster zetten. Dat doe ik, als ze op deze plek staan, elke avond.
Meestal verzamelt de kudde zich tegen de schemering al in de buurt van het hek en komen de schapen aangerend als ze me zien. Dan vind ik ze de allerliefste schapen van de wereld.
Soms, als ze wat minder lief zijn of gewoonweg nog een beetje hongerig zie ik ze in de verte lekker staan grazen. Dan kan ik ze roepen en komen ze aangedraafd.
Heel soms zijn ze weg. Uit het zicht. Onvindbaar.
De hei is 33 ha groot en goeddeels begroeid met hoge pollen pijpestrootje en lange uiteenvallende heidestruiken. Als je de weg weet kun je een pad ontdekken dat ergens halfverwege doodloopt. Vanuit dat punt kun je redelijk de achterkant van het terrein bekijken. Kris kras door de hei lopen kun je beter niet; het staat garant voor een verzwikte enkel, je sokken vol stekelige zaden en een valpartij over een pijpestrootjespol. Een kudde schapen zoeken tegen de schemering onder die omstandigheden is niet relaxed, maar het moet omdat ze veilig het wolfraster in moeten voor de nacht.
Vanavond was de afstand van de kudde tot het hek iets tussen ‘allerliefste schapen’ en ‘minder lief’ in.
Duidelijk zichtbaar grazend op een redelijke afstand van het hek.
Het is toch altijd wel een kleine opluchting als ik ze meteen aantref met de schemering in aantocht.
Als ik richting het hek loop en eens goed kijk krijg ik de indruk dat dit groepje kleiner lijkt dan anders. Omdat ze op een afstandje zijn en flink bewegen kan ik het niet goed zien. Ik begin te tellen.
Schapen tellen terwijl ze lopen is niet makkelijk. Er zijn schapentelwedstrijden onder herders waarbij maar zelden het goede aantal gehaald wordt.
Ik kom op 33 schapen. Na hertelling 37, en na nog een keer 35. In elk geval minimaal 23 schapen te weinig.
Het gebeurt eigenlijk nooit dat mijn kudde zich splitst. Ze blijft lekker als 1 groep over de hei zwerven en komt dan gezamenlijk tevoorschijn. Alleen als de schapen heel erg schrikken, of heel lekker eten zien, kunnen ze uit elkaar raken en in kleinere groepjes uiteenvallen.
De heide waar ze overdag lopen heeft een omheining, maar geen wolfproof raster.
Dat is spannend. Overdag durf ik het te gokken omdat het er erg druk is met wandelaars en verkeer. Het blijft een risico, en nu ik maar een gedeelte van mijn kudde zie slaat de schrik me om het hart.
Ik pak een stevige stok, roep mijn honden en steek over het halfdoodlopende pad de heide over om achterop het veld te gaan kijken. Voor mijn geestesoog doemen er half opgegeten karkassen en zwaargewonde schapen op. De hei is uitgestrekt en heuvelig en achter elke bult kan zich een wolf bevinden. Bovendien wordt het snel donker.
Ik ontdek dat mijn pepperspray nog in de auto zit en mijn alarmpieper in de zak van mijn jas, die nog aan de kapstok hangt. Ik heb alleen die stok, en een enorme drang om mijn schapen te vinden.
Mijn honden dartelen door de heide. Zo te zien ruiken ze geen gevaar en geen schapen.
Ik loop al struikelend over braamslierten en graspollen langs het hele raster tot ik weer bij het hek uitkom. Er ligt niks. Geen plukje wol, geen schapenstaartje, niks.
Hier zijn ze duidelijk niet.
Ik besluit om de overgebleven schapen in elk geval maar vast op te sluiten, en dan verder te zoeken.
Het wordt nu echt schemerig. De zon maakt nog een paar oranje strepen tussen de bomen voordat ze achter de bosrand verdwijnt en de hei in zwarte vlekken achterlaat.
Als ik het pad aan de buitenkant van het hek volg kom ik langs een uithoek van het veld. Het is tien minuten lopen. Als daar geen schaap is, begin ik te denken, heb ik ze dan soms vanochtend onderweg al verloren toen we langs die onweerstaanbare eikenbomen liepen?
Nee, dat kan niet. Vanochtend waren ze compleet. Of toch…
Tien minuten is lang voor zulke gedachten.
Als ik de bocht om ga zie ik ze staan. Benjamin, de hamel, is er met een eigen harem vandoor gegaan. De dames staan rustig te grazen en komen pas als ik heel dichtbij ben.
Met zijn allen struikelen we door de onheilspellende donkere hei terug naar het wolfveilige nachtraster, waar ze met luid gejuich begroet worden door de rest van de kudde.
Vannacht slaap ik toch lekkerder, nu ik weet dat ze er weer zijn.
Both comments and pings are currently closed.