een web van weitjes 2
Vervolg:
Die avond reed ik naar meneer Visser.
Hij bezat een schattig klein huisje met een enorme heide erachter. Die was helemaal omheind met schapengaas.
Daar ging mijn voornemen om nee tegen de man te zeggen.
In plaats daarvan maakte ik een plan om al mijn schapen ernaartoe te brengen en met de andere kudde nog een afgelegen heideterrein te gaan begrazen.
Maar het lot wilde anders.
De volgende ochtend stond Henry op de stoep met een aanhangwagen waaruit een naargeestig geblaat kwam, donker en rauw.
Voorzichtig manoeuvreerde hij de kar totaan het net waarachter mijn schapen stonden en zei eenvoudig: “daar zijn ze dan.”
In de kar zaten negen rammen van een buitenaardse lelijkheid.
De kille gele ogen lagen diep in de rozige koppen en onder de gedrongen lijven bungelden enorme ballen. Ergens midden onder het lijf zat een ventieltje waaruit voortdurend vocht lekte.
Verlekkerd begluurden ze mijn schapendames.
Dat viel rauw op mijn dak.
Ik was voor mijn gevoel nog in onderhandeling met Henry over de rammen.
Ik wilde namelijk helemaal geen vleesrammen, want dan gaan alle lammeren naar de slager.
Ik wilde van die mooie Schoonebeker rammen in mijn kudde.
En alle ooilammeren houden. En weten welk lam van wie zou zijn.
Maar Schoonebekers brengen minder op als je de ramlammeren naar de slager brengt. En de economische haalbaarheid van een kudde is ook een kant van het vak.
Verdrietig accepteerde ik de aanwezigheid van de monsters.
De eersten staken al brutaal hun dikke snuiten onder een schapenstaart en likten hun lippen. Het was weerzinwekkend.
Henry zag mijn sippe gezicht en besloot tot een compromis.
Ik mocht een aantal van mijn lievelingen in een apart weitje zetten, en samen zouden we voor hen een hele mooie ram uitzoeken. Maar dan wel nu meteen.
We vingen in sneltreinvaart Duopenotti, het zwarte schaap en het rechtlijnige schaap, Silyn en een mooi schaap zonder naam. Scooter liet zich niet gelijk vangen en was daardoor bijna door Henry uitgesloten, maar ik hield vol en tenslotte mocht ze ook mee. Twiggy -daar moet je niet mee willen fokken- het knuffelschaap moest bij de aanrandersgroep blijven.
Vervolgens gingen we gezamelijk op pad door het friese vlakkeland naar de dijk waar de rammen stonden.
Ik was er al eens geweest en had er al éen een naam gegeven.
Helaas, die mocht niet mee.
Maar second best was ook heel ok. Ik doopte hem Coen.
Met Coen en de meisjes reden we naar de heide van meneer Visser, waar ze discreet met zijn allen in het hoge gras verdwenen.
Nu zit ik al dagenlang opgescheept met de monsters. Ze knorren en boeren en gedragen zich als bruten. En ze blijven nog zeker drie weken.
Weg is de gelukzalige vrede van de kudde.
Lang leve de vleesproductie.
Both comments and pings are currently closed.