Plant: vervolg
Mijn nieuwe thuis heeft een bankje. Een bankje in de zon waar je heerlijk op kunt ontbijten en lezen.
Het staat op een mooie herdershei die klein is en overzichtelijk. Vanaf het zonnige bankje kun je precies zien waar de honden lopen, en af en toe fluit je eens wat naar ze terwijl je een kopje koffie zet. Dacht ik.
Maar zo ideaal is het maar vijf minuten. De schapen hebben na zo’n tijd in het net meer trek in stevige kost en proberen met zijn allen zo onzichtbaar mogelijk het struikgewas in te sluipen. Hun opzichtige geknor en het geschud van boompjes verraadt ze gelukkig keer op keer, maar het meegenomen boekje kan ik wel wegleggen. Lezen is ook al geen herdersactiviteit.
Het ruikt hier heel anders dan op de Tjongerdijk. Doordat de schapen daar door gras en kruiden stampten hing er de lekkere geur van verse meloen. Hier ruikt het naar Hulshorst. Dat is een magisch woord voor fijne herinneringen.
Op mijn hei staat ook een rare plant.
Een hele mooie, zoals jullie op de foto al zagen.
De plant heeft vooralsnog geen naam, en ook niemand onder jullie heeft ‘m blijkbaar kunnen thuisbrengen.
Nu had ik de plant flink ingebouwd met een kratje, voor het geval het een bijzonder exemplaar mocht wezen. Je weet maar nooit. Schapen vinden de raarste dingen lekker en in een onbewaakt moment kan er eentje aan je aandacht ontsnappen.
Ik had de nieuwsgierigheid van schapen echter zwaar onderschat.
Toen ik opkeek van een lange staar door mijn verrekijker zag ik de verte een kleine ramp. Een omgetrapt kratje, een klontje dringende schapen, alleen nog kale stelen en een laatste bloem die in Hapje verdween. Weg eeuwige roem als plantenvinder.
Gelukkig heb ik de pers nog niet gewaarschuwd.
De verplaatsing liep vlekkeloos. We zijn donderdagmiddag al grazend op weg gegaan. Eerst over de Tjongerdijk, vervolgens nog een keer over het Schuregasterveld met de slangen en dan het spannende gedeelte, over het fietspad en langs de weg.
Als een echt team gingen we. Amy in de achterhoede, Muis sloot alle toegangen af naar de akkers en de verleidelijke zijpaden, in ik liep voorop een beetje de herder uit te hangen.
Het was heel erg warm. Op de weg liepen we sneller om zo gauw mogelijk de bocht om te zijn. Zo’n bocht waarin een gek die te hard rijdt ineens voor je kudde staat. (Dat vond ik wel eng, er rijden hier nogal wat gekken). Eenmaal in het bos knabbelden de schapen zich een weg naar het raster. Jammer dat de man van Staatsbos die het hek kwam repareren de slagboom juist had dichtgedaan in plaats van open, maar dat was een kleinigheid…schapen kunnen prima springen.
Na afloop lekker in de Tjonger gedoken. Ik zal ‘m gaan missen.
Both comments and pings are currently closed.